+32(0)2 588 59 59 info@feniksaccountants.be

Nieuw ondernemingsbegrip een feit

Schrap de notie handelaar uit uw geheugen. De noties handelaar en koophandel verwijzen naar vorige eeuw. Het begrip is verouderd en komt in conflict met de huidige economische realiteit. Na meer dan 200 jaar maakt het begrip plaats voor een modern ondernemingsbegrip. Het nieuwe begrip onderneming vervangt dus het begrip “handelaar”, “koopman”, “handelsvennootschap” en verwante begrippen. En de nieuwe definitie is ruim. Met ondernemingen worden bedoeld:

natuurlijke personen die zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefenen (dus ook de beoefenaars van een vrij beroep);

rechtspersonen. Ook vzw’s en stichtingen, zelfs als ze geen goederen of diensten aanbieden op een markt. Publiekrechtelijke rechtspersonen ook tenzij ze geen goederen of diensten aanbieden op een markt. Maar niet de federale staat en zijn gedecentraliseerde entiteiten;

andere organisaties zonder rechtspersoonlijkheid die een uitkeringsoogmerk hebben en uitkeringen doen aan hun leden of personen die een beslissende invloed uitoefenen op het beleid van de organisatie. Een voorbeeld kan dit verduidelijken: de zgn. ‘feitelijke verenigingen’ vallen buiten het ondernemingsbegrip terwijl de maatschappen en de andere vennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid wel onder het ondernemingsbegrip vallen.

Het gebruik van het materieel criterium (economisch doel nastreven) maakt met andere woorden plaats voor een definitie met formele criteria.

Gevolgen voor het bewijsrecht: ja

Deze wijziging heeft uiteraard gevolgen voor het bewijsrecht.
Het handelsbewijsrecht dat we nu terugvinden in het Wetboek van koophandel -dat dateert uit 1808!- wordt hervormd tot het ondernemingsbewijsrecht. De ondernemingsbewijsregels worden opgenomen in het Burgerlijk Wetboek. Ze gelden voor alle ondernemingen die onder het nieuwe ondernemingsbegrip vallen. Het zal dus ook gelden tussen en tegen vrije beroepers, vzw’s, stichtingen, enz.
De rechtbank van koophandel heet voortaan trouwens de ondernemingsrechtbank.

Gevolgen voor de bewijsvrijheid: neen

Inhoudelijk noteren we in feite geen wijzigingen aan het bewijsrecht.
Tussen of tegen ondernemingen kan het bewijs geleverd worden door alle middelen van recht, behoudens wettelijke uitzonderingen.
Die bewijsvrijheid geldt wel alleen voor handelingen gesteld door een onderneming. Zij geldt dus niet voor ondernemingen die een bewijs willen leveren tegen een partij die geen onderneming is. Deze laatste kan dan wel weer alle middelen van recht gebruiken.

Rechtshandelingen van natuurlijke personen die een onderneming voeren, maar die vreemd zijn aan de onderneming, blijven onderworpen aan de bewijsregels die gelden in burgerlijke zaken. Dit betekent dat zelfstandige natuurlijke personen die onderneming zijn, inclusief vrije beroepen en landbouwers, enkel in het kader van die zelfstandige activiteit, maar niet in het kader van huwelijksproblemen, voor de ondernemingsrechtbank moeten verschijnen.

Boekhouding als bewijs

De boekhouding van een onderneming kan als bewijs dienen tussen ondernemingen. De vereiste dat het dan moet gaan over een ‘regelmatig’ gehouden boekhouding wordt geschrapt. Ondanks die schrapping zal het regelmatig karakter van de boekhouding een rol blijven spelen als de rechter de bewijswaarde ervan beoordeelt.

De rechter kan in de loop van een geding de openlegging van de boekhouding (geheel of gedeeltelijk) bevelen. Hij kan dat ambtshalve doen of op vraag van een partij. Hij kan hierbij maatregelen opleggen om de vertrouwelijkheid van de stukken te waarborgen. Beperkingen aan de mogelijkheden van de rechter zijn niet langer voorzien.

De boekhouding is geen bewijs tegen personen die geen onderneming zijn, behalve de bepalingen inzake de eed.

Factuur als bewijs

De bewijswaarde van de factuur is uitgebreid tot alle soorten overeenkomsten en niet langer beperkt tot koop-verkoopovereenkomsten.
Een factuur die door een onderneming is aanvaard, levert bewijs op tegen die onderneming.

Vanaf november 2018

De hiervoor opgesomde maatregelen treden in principe in werking op 1 november 2018.
Een koninklijk besluit kan een vroegere datum vastleggen.